Tweede wereldoorlog.

In 1940, toen Nederland in de tweede wereldoorlog werd betrokken, was ik 9 jaar.
Toch kan ik mij nog levendig voor de geest halen hoe dat op mij over kwam.
In de vroege ochtend van 10 Mei werden we wakker door ontploffingen.
Mijn vader wist te vertellen dat het oorlog was en dat de bruggen werden opgeblazen.
Het was een vreemde dag; hij ging niet naar zijn werk, maar was nieuwsgierig hoe  het bij de bruggen zou zijn. Daarom pakte hij de fiets om te gaan kijken.

Na lang zeuren mocht ik mee achterop.
Eerst ging het richting Slagharen, waar de brug over de Krimvaart (officieel "Lutterhoofdwijk") grondig was vernield, Het brugdek lag kromvervormd  in het water.
Daarna reden we naar de brug over de aftakking van de Krimvaart vanaf de Dedemsvaart in Lutten, in de volksmond "de brug van Schrijver" genoemd.
Hier was  het brugdek van de scharnierpunten losgeslagen en hing nog aan 1 ketting aan de pijlers; maar het was onmogelijk om de brug over te steken. .
Verder ging het naar de z.g. "trambrug" bij ardappelmeelfabriek De Baanbreker.
Daar zagen we de eerste Duitsers , met een fiets aan de hand. Een tweetal verkenners had de brug van Schrijver geinspecteerd en was op de terugweg.
"Kijk" zei mijn vader, "dat zijn Moffen". Voor mij als schooljongen was dit een heel vreemde ervaring. Ik had toendertijd een heel rare voorstelling hiervan. In mijn ogen waren het geen mensen die daar liepen. Het waren in mijn verbeelding een soort maanmannetjes.
Ze waren klein van stuk, met grote pothelmen diep over de
ogen. De ene liep, in het rond loerend, met een grote revolver in de ene hand, met de andere zijn fiets meevoerend. De ander had moeite met zijn bagage. Aan zijn fiets hing een machinegeweer, terwijl hij de driepoot daarvan op de bagagedrager meevoerde. Kennelijk was deze losgeschoten want hij viel steeds half van de fiets en de soldaat moest constant sjorren om het ding weer achterop te krijgen.
We waren afgestapt bij de trambrug en stonden dit duo stiekum lachend te bekijken, hoewel we toch wel een beetje angstig waren.
Het tweetal zette zijn fiets tegen de leuning van de Trambrug en gingen een stuk karton ophangen
waarop stond: "Brücke gesprengt - linke Seite fahren".
Daarna stapten ze op de fiets en reden langzaam langs de linkerkant van de Dedemsvaart om verder de weg te verkennen.
Mijn vader stapte weer op de fiets, ik sprong achterop, en we reden naar huis.
Ik weet niet meer of hij daarna toch nog naar zijn werk is gegaan.
Wel herinner ik mij dat ik met een paar vriendjes op grote afstand ging kijken toen de eerste troepen, gezeten in door paarden getrokken wagens, met het geweer tussen de knieen, over de Jachthuisweg trokken en verdwenen langs de zandweg aan de zuidkant van het kanaal, richting Dedemsvaart.
Later kwamen er ook tanks, waarvan er één een stuk uit de muur  van een schuur, die te dicht aan de weg stond, reed.
Ook weet ik nog dat er 's morgens vroeg enkele Nederlandse legerauto's met doden of gewonden vanaf de grens met grote vaart in westelijke richting reden. Waarschijnlijk was dat al voordat de bruggen waren opgeblazen.
Gek eigenlijk; het is nu bijna 60 jaar later, maar in de herinnering lijkt het nog maar zo kort geleden gebeurd!

OORLOG.

In een gehucht als Lutten merkte je in het begin niet zo veel van de oorlog. Het normale leven ging verder zoals voorheen. We kwamen ook niet veel met Duitsers in aanraking. Bij ons thuis was nog geen radio, dus alles wat je van de oorlog merkte moest je lezen in de krant. Deze berichten waren natuurlijk opgeblazen door de Duitse propaganda. Je las over Duitse successen en over hoeveel bruto register ton naar de kelder waren gegaan door aanvallen van U-boten.
Toen de Moffen hardere maatregelen ging nemen, werd de toestand wel wat anders. Hier en daar begon het verzet de kop op te steken. Er kwam distributie van levensmiddelen, textiel enz.  Ook werd de Arbeitseinsatz ingesteld, waardoor veel jonge mannen werden gerecruteerd voor de oorlogsindustrie in Duitsland. Veel jongens doken onder, zodat je nogal eens vreemde gezichten in het dorp zag. Iedereen wist dat het onderduikers waren, maar er werd niet over gepraat.
De jaren 1943 en 1944 hebben de meeste indruk op mij gemaakt. De bommenraids op Duitsland kwamen op gang; eerst vooral gedurende de nacht, maar later ook op klaarlichte dag.

Tegen 10 uur 's morgens hoorde je het gebrom in de verte, dat aanzwol en je zag dan de grote eskaders liberators en vliegende forten met witte condensstrepen er achter. In de namiddag kwamen ze terug, meestal verspreid en in minder grote aantallen. Soms kwam een aangeschoten bommenwerper laag over en in enkele gevallen werden in de buurt nog bommen geloosd.
Hierdoor werd mijn belangstelling voor vliegtuigen gewekt. Ik verzamelde toendertijd alles wat met vliegtuigen en vliegen te maken had.
Na de oorlog ben ik alles weer kwijtgeraakt door verhuizingen e.d.
In de buurt is af en toe een vliegtuig neergestort en we waren er dan als de kippen bij om nieuwsgierig rond te neuzen en te proberen souveniertjes mee te smokkelen. Meestal werden we door Duitse wachtposten weggejaagd.
Op Dolle Dinsdag dacht je dat de bevrijders zo zouden komen. Dat het nog zou duren tot april 1945 had niemand verwacht.
Honger hebben we niet geleden op het platteland. Veel kon zelf in de tuin worden verbouwd en kippen en konijnen werden geslacht voor het noodzakelijke vlees.
Toch was het armoede in die laatste oorlogswinter. Vooral de schaarste aan textiel, zeep en andere benodigdheden deed zich enorm gelden.
 

BEVRIJDING.

Op 6 april 1945 werd Lutten bevrijd. Vanuit de richting Ane naderde om ca. half  twaalf een aantal Canadese pantserwagens. Waarschijnlijk waren ze gewaarschuwd dat er Duitsers in de school zaten, want ze stopten voor het schoolplein en richtten het geschut op de school. Op dat moment rende één van de gevangenen naar buiten en riep niet te schieten, daar de Duitsers reeds waren gevlucht in de weilanden achter de school. De Canadezen reden een paar huizen terug en schoten tussen de huizen door op de vluchtende moffen. Met behulp van een paar BS-ers werden daarna de SA-mannen uit de weiden gehaald en door de Canadezen gevangen genomen.

DE BEVRIJDERS.

Oost-Nederland werd bevrijd door het Canadese 18th Armoured Car Regiment ("The XII Manitoba Dragoons")
Het was een Cavallerie verkenningsregiment. De mannen hiervan waren voornamelijk afkomstig uit de Canadese provincie Manitoba en het oostelijk deel van de provincie Satchkatchewan. Regimentscommandant was Major Patrick C. R. Black.
In april 1945 opereerde in de omgeving van Hardenberg het A-Squadron, bestaande uit 5 gevechtsgroepen: 1st, 2nd, 3rd, 4th and 5th Troop. Verder was er een Assault Troop (commando's), een administratieve Troop en een Headquarters-Troop. Elke Fighting Troop beschikte over 4 gevechtswagens: Scout Car (Lynx), Lead Car (Staghound), Second Car (Staghound) en Scout Car (Lynx).
Voorts waren er nog een B, C en D Squadron en een RHQ-squadron (Headquarters en verbindingssquadron).

De Staghound had een bemanning van 5: commandant, bestuurder, radio-operator, schutter en een boegschutter-tweede bestuurder,
In de Lynx zaten 2 man: wagencommandant (schutter-radioman) en een bestuurder.
De Staghound was uitgerust met een koepel met snelvuurkanon en mitrailleur en had tevens een mitrailleur in de boeg.

StaghoundStaghound
De voornaamste taak was om bruggen en belangrijke kruispunten in handen te krijgen om zo de wegen voor de opmars van de legergroep vrij te maken.

 Vrijdag 6 april 1945.
Het A-Squadron had overnacht in de buurt van de Hoogeweg bij Hardenberg aan de oostkant van het kanaal. Om 10.25 uur werd het kanaal overgestoken nadat de dag tevoren burgers de door de Duitsers opgeblazen brug hadden gerepareerd. De derde troop ging richting Gramsbergen, dat de codenaam "Collar" had.  Om 11.25 werd via de radio aan het HQ gemeld dat de Vechtbrug  (bij Gramsbergen) intact was en geschikt voor zware voertuigen. Ze trokken verder richting Lutten (codename "Tile") waar gestopt werd bij de school. Hier werden 8 krijgsgevangenen gemaakt.

In de chr.nat. school te Lutten waren enkele tientallen z.g."politieke gevangenen" ondergebracht. Deze mensen werden bewaakt door enkele oudere SA-leden in bruin uniform met hakenkruisband ("Braunhemden"). De gevangenen moesten overdag stellingen graven. Woordvoerder van de gevangenen was de heer Gebuijs, die naar de pantserwagens rende en riep:  "Don't fire! Hier zijn gevangenen, de Duitsers zijn gevlucht naar de weilanden".
Nadat enkele kanonschoten en mitrailleursalvo's tussen de huizen door waren gelost konden de Duitsers met behulp van enkele BS-ers gevangen worden genomen. Eén der krijgsgevangenen bleek te zijn gewond door een schampschot.

Het "War Diary" meldt voorts dat de derde troop nabij Lutten een gevecht had aangegaan met Duitsers, waarbij tien vijanden sneuvelden. Om 14.00 uur werd gemeld dat de vijand zich had teruggetrokken in het Heemserbos.

Voor zover bekend is de stoottroep niet richting Hardenberg, maar richting Dedemsvaart gegaan. Met het Heemserbos wordt dan ook vermoedelijk het "Colenbranders bos" bedoeld. Niet vermeld is, dat een van de pantserwagens een Duitse militaire auto beschoot vanuit een positie bij de molen. Langs de Modderwijk achter de aardappelmeelfabriek "De Baanbreker" naderde de Duitse auto Lutten uit de richting Hardenberg. De auto werd in brand geschoten, waarbij voor zover bekend één dode viel en een Duitse militair krijgsgevangen werd gemaakt.

In de namiddag van die gedenkwaardige 6e april trok de Troop zich terug richting Ane en volgde nog een bange nacht voor de Luttenaren. Een groep vluchtende mensen uit Dedemsvaart, die achter de Canadezen aan gingen, waarschuwde dat de moffen terug zouden komen.
Gelukkig is dat niet gebeurd. Toen dan ook de volgende dag de Canadezen de omgeving verder vrij maakten voelde men zich veilig. Overal gingen vlaggen uit en liepen de mensen met oranje strikken. Lutten was vrij !
 

Dick van Faassen,
Wierden - Nederland.

email: airmail@dvfaassen.demon.nl



BACK TO CONTENTS
 
 

WebMaster: Bill Hillman
BILL and SUE-ON HILLMAN ECLECTIC STUDIO